Posted by SergeJulien on nov 11, 2013 | 0 comments
“Gast, je grote held Lou Reed is overleden.” Zo luidt het sms-bericht van mijn dierbare vriend Leon, dat ik lees vlak na mijn aankomst op het vliegveld van Philadelphia waar ik een korte tussenstop maak om door te reizen naar Orlando. De wereld staat even stil. Een brok vormt zich in mijn keel. Nee! Godverdomme! Niet Lou! Niet Lou! Teveel mensen heb ik de afgelopen vijf jaar zien gaan. Mensen die op een bepaalde manier zijn verbonden met je. De belangrijkste: mijn moeder. En hoewel Lou Reed en ik niet bij elkaar op de koffie kwamen, met elkaar lunchten, dineerden, een balletje schopten of muziek maakten, hij was toch 28 jaar mijn ‘maatje’. Een muzikale ‘vriend’ die ik gedurende al die tijd volgde uit bewondering en fascinatie. Een inspiratiebron die mijn leven veranderde toen ik een tiener was.
De afgelopen jaren werd zichtbaar dat Lou’s gezondheid wankel was, maar in hoeverre was onduidelijk; de knorrige New Yorker liet nooit veel los over zijn privéleven. Hij bleef doorwerken. Een les die hij meekreeg van zijn mentor Andy Warhol. Reed vertelde recentelijk: “He [Andy] would say to me: ‘Lou, you’re so lazy. How many songs did you write today?’ And I would say, ‘Three.’ And he’d say, ‘Three?! What’s wrong with you? How do you ever think you’ll be anything? You’re so lazy. I can’t believe it. What do you do with the rest of your time?”
In juni van dit jaar werd bekend dat Lou een levertransplantatie had ondergaan en op het nippertje was gered van de dood aan kanker. In dezelfde maand gaf een fragiel ogende, maar mentaal scherpe Reed een persconferentie tijdens het filmfestival Cannes. Daarna zou hij nog een aantal keren in het openbaar verschijnen. Onder andere om een GQ Inspiration Award op te halen in London en om het nieuwe boek Transformer, dat hij samen met fotograaf Mick Rock samenstelde, te promoten. Het was echter de presentatie van dit boek op 3 oktober in New York waarvan ik een video zag die bij mij alarmbellen deden rinkelen. Ik schrok van zijn verschijning. Weliswaar toonde hij nog steeds die typische harde Lou Reed trekjes door bijvoorbeeld snerpend “Hey! Shut up!” naar een luidruchtig publiek te roepen, maar hij zag er ouder en zwakker uit dan ooit. Zijn zorgwekkend vergeelde huid schiep bij mij voor het eerst een doembeeld. Dit is niet goed, dacht ik. Zijn lichaam protesteert tegen die nieuwe lever. En het feit dat hij chronische hepatitis C heeft, draagt in dit verband volgens mij ook niet bij tot zijn gezondheid. En ik ben zo iemand bij wie voorgevoelens heel sterk zijn. Toch maar positief blijven.
Helaas bleek mijn zorg niet onterecht: dik drie weken later ging het licht voor eens en voor altijd uit bij de invloedrijke muzikant en visionair die de rockmuziek een aantal flinke rotschoppen gaf. Een van de meest gecoverde artiesten ooit die weliswaar niet hetzelfde commerciële succes behaalde als zijn collega’s Bob Dylan, Neil Young of Leonard Cohen, maar onbetwist wel op gelijkwaardig niveau stond en vaker dan wie ook is geciteerd als invloed op de hedendaagse rockmuziek, avant garde, new wave en punk. Een man die rücksichtslos zijn eigen weg bleef volgen en geen concessies deed voor wie dan ook, maar trouw bleef aan zijn eigen visie en deed wat hij zelf leuk vond. Hij was zijn tijd ver vooruit met The Velvet Underground, en de albums Berlin en Metal Machine Music wat hem ongetwijfeld parten speelde dat hij nooit eerder bij het hoogste peloton muzikanten terecht kwam. De erkenning kwam steeds jaren na dato. Een man die als barse, lastige vent en controlfreak kon overkomen – met name naar journalisten – maar in werkelijkheid een klein hart had met veel warmte, passie en emotie voor zijn vrienden en werk. Zijn omvangrijke oeuvre en kleurrijke leven laten daarvan een schat aan voorbeelden zien.
27 oktober 2013 gaat de geschiedenisboeken in als een zwarte dag in mijn leven als passioneel muziekliefhebber. De dag waarop mijn grote held Lou Reed op 71-jarige leeftijd het tijdelijke voor het eeuwige inruilde als gevolg van complicaties van een levertransplantatie. Een aderlating van jewelste. Of om met een doeltreffende zin uit Reed’s song Like A Possum van het album Ecstasy uit 2000 te citeren: “I got a hole in my heart the size of a truck, it won’t be filled by a one-night fuck.”
Lou Reed was voor mij onverwoestbaar. Iemand die er altijd zou zijn. Een meedogenloze kracht die alles en iedereen overleefde na zijn destructieve levenshouding in de jaren 70. De onmetelijke hoeveelheden aan chemicaliën die hij naar binnen werkte, had menig mens vervroegd naar de andere zijde van de wereld geholpen. Maar niet Lou. Hij zag de ernst op tijd in, en veranderde zijn gezondheidskoers begin jaren 80. Hij stopte met drugs, sloot zich aan bij de AA en kapte in een later stadium zelfs met roken, om vervolgens nog ruim drie decennia lang albums, boeken, foto-exposities en films aan de wereld te presenteren. In deze periode leverde hij zelfs een aantal parels af die konden evenaren met zijn beste werk uit de jaren 60 en 70. Uiteindelijk zou zijn lichaam toch de rekening overhandigen van jarenlang misbruik. In dat opzicht heeft Reed nog een hele respectabele leeftijd behaald.
1985 was het jaar dat ik als 11-jarige kennis maakte met Lou. Het was niet alleen het startpunt van een grenzeloze fascinatie voor de übercoole New Yorker, het was ook het begin van een onafgebroken relatie met muziek, gitaren en interesses voor schrijven en journalistiek. Veel mensen in mijn familie- en vriendenkring weten van mijn bewondering voor Reed: “Komt hij weer met z’n Lou Reed. Wat is dat toch met die man? Hij kan niet eens zingen en hij is ook geen goede gitarist.” Dergelijke kreten raakte ik aan gewend. Soms zocht ik de verdediging op, soms liet ik het voor wat het was. Dan dacht ik: Nee, je hebt gelijk, Lou kan niet zingen. En als gitarist heeft hij inderdaad minimale techniek. Maar hij is wel uniek. Hij heeft een volledig eigen sound. Het draagt emotie. Het is intens. Het is New Yorks. Het is waarschijnlijk gewoon Lou Reed-muziek. Daar hou je van of daar hou je niet van. En voorlopig maakt hij met zijn drie akkoorden liedjes, gewapend van meesterlijke direct-in-your-face teksten wel een carrière waarmee hij er twee riante woningen in New York op nahoudt, de hele wereld over reist, geen dag hoeft te koken en zichzelf verwent met de beste apparatuur en gadgets. Dus klaarblijkelijk is zijn publiek groot genoeg en kan hij er comfortabel van leven.
Mijn muziekkennis en -interesse anno 1985 beperkte zich tot wat er op dat moment in de Top 40 stond. Wel had ik de originele cassette van Michael Jackson’s Thriller waar ik heel graag naar luisterde. Ik leerde Lou Reed kennen door John, de man met wie mijn moeder in 1985 een relatie kreeg. John was opgegroeid met rockmuziek uit de jaren 60 en 70 zoals David Bowie, Pink Floyd, Rolling Stones, Dire Straits, Steely Dan, Alan Parsons Project en Santana. Als ik ’s avonds in bed lag, hoorde ik vanuit de woonkamer gitaar georiënteerde muziek voorbijkomen. Daarbij viel op dat ik met regelmaat iets hoorde dat me enerzijds irriteerde, maar tegelijkertijd ook nieuwsgierig maakte: een bombastisch gitaarduel, een duister kerkorgel en een opvallend monotone, zeurderige, cynisch zelfs bruut klinkende stem zoals ik niet eerder had gehoord.
Op een dag besloot ik toch eens te vragen wat John steeds draaide. Hij had een vermoeden en liet me een elpeehoes zien: Rock ’n Roll Animal luidde de titel. De naam van de artiest was Lou Reed. Een onscherpe geel-oranje afbeelding van een figuur met zwarte make-up, zwart mouwloos t-shirt en glinsterende hals- en armbanden sierde de cover. Hij liet het me horen en ja hoor, daar waren die scheurende gitaren (van het meesterlijke tandem Steve Hunter en Dick Wagner) en dat aparte sinistere stemgeluid. Heavy rock dat in schril contrast stond met wat ik kende en leuk vond.
John was ervan overtuigd dat ik Lou Reed onbewust toch wel eerder had gehoord. Hij pakte nog een album van Reed tevoorschijn: Transformer. De pick-up naald liet hij neerdalen op het vijfde nummer van de A-zijde van het vinyl. En warempel, ik kende de song. Een opvallend speels basloopje en een loom sjokkend tempo met diezelfde stem, maar veel cooler. Dat was natuurlijk de hit Walk On The Wild Side. Niet dat ik direct was overtuigd, maar toch genoeg om John’s advies te volgen: “Leer er naar te luisteren Serge.” Hij gaf me een Sennheiser koptelefoon en dwong me min of meer op een goed bedoelde manier de muziek in me op te nemen. Zo leerde ik niet alleen naar Lou Reed te luisteren, op deze wijze begon ik het rockspectrum te ontdekken en te beoordelen. Met de koptelefoon stapte ik via Lou Reed naar artiesten als David Bowie, Rolling Stones, Pink Floyd, Santana, Neil Young, Eric Clapton om maar een hele kleine greep te noemen. Geijkte rockkanonnen waarmee ik mijn eerste schreden zette in de liefde voor muziek die in de begin jaren 90 via Prince en Miles Davis werd aangevuld met jazz, soul en aanverwante stijlen. Een passie die grenzeloze vormen zou aannemen.
Rock ’n Roll Animal en Transformer waren dus mijn eerste kennismakingen met Lou Reed. Twee verschillende albums. De eerste een live optreden uit 1973 met spetterende heavy gitaarpartijen en de tweede een studio-album geproduceerd door David Bowie en Mick Ronson met vrolijk heupwiegende rocksongs. Ik raakte geïnteresseerd in het geluid van elektrische gitaren en de stem van Lou Reed. Ik had nog geen enkel idee waarover de man zong. Ik was 11 jaar. Wist ik veel dat de zin “But she never lost her head, even when she was giving head” uit Walk On The Wild Side over orale sex ging. Of dat White Light/White Heat een ode was aan het gebruik van amphetamine. Ik was geïnteresseerd in die stem en de gitaren. John vond het klaarblijkelijk leuk dat ik me openstelde voor zijn muziek en binnen korte tijd kocht hij het tweede deel van Rock ’n Roll Animal dat de simpele titel Live droeg. Op die plaat stond een uitvoering van Walk On The Wild Side die ik zo goed vond dat ik deze op een vrijdagmiddag op school – ik zat in de vijfde lagere klas – opvoerde tijdens een playbackshow! Ik geloof dat ik niet eerder zoveel ongeïnteresseerde en lachende gezichten voor me zag. Maar het maakte me niet uit. Er was iets losgemaakt bij me. Ik wilde meer Lou.
Tijdens de kerst van dat jaar kreeg ik mijn eerste Lou Reed elpee: Coney Island Baby. Kun je het je voorstellen? Ben je 11 jaar en je vraagt als kado voor de kerstdagen een plaat van Lou Reed uit 1976. Coney Island Baby klonk heel anders dan de live albums; ingetogen en zelfs romantisch. Terwijl ik juist die ruige kant zo boeiend vond. Maar wat me triggerde om verder te duiken in Reed was die contradictie. De grote verrassing kwam toen John met een elpee kwam aanzetten van een band waar Lou Reed deel van had uitgemaakt: The Velvet Underground. Dit was overigens niet het beroemde debuutalbum The Velvet Underground and Nico met de banaan op de voorkant, maar een verzamelaar waarop wel essentiële tracks stonden van die plaat zoals Venus in Furs, Heroin en Waiting For The Man. Ik wist niet goed wat ik ermee aan moest. Het was weer iets anders dan wat ik tot dat moment allemaal had gehoord van Reed. Ik hoorde simplistisch gitaarspel met noisy distortion geluid, rammelende solo’s die verbleekte bij Rock ’n Roll Animal, eenvoudige drumpartijen en soms snerpende violen. Het klonk vies, brokkelig en toch vlijmscherp. Het fascineerde me. Weer die monotone, kille en tegelijkertijd koele stem en weer die gitaren. Het was donker en spannend. Ik kan me heel goed herinneren dat ik soms met John meereed in zijn oude Alfa Romeo naar Rotterdam. Hij draaide dan nummers van The Velvet Underground en Rock ’n Roll Animal op vol volume. Nummers waarvan ik niet doorhad dat het over drugs, sex en sado-masochisme ging. Mijn klasgenoten luisterden nota bene naar Mel & Kim met Showing Out en Respectable! Ik vond het geweldig! We raasden over de snelweg, terwijl het tempo van Heroin werd opgevoerd. Als ik er nu aan terugdenk, voelt het aan als de dag van gisteren.
Ik was om. Lou Reed en The Velvet Underground! Ik wilde meer over Reed weten. Ik vond een eenvoudige biografie van Mike West met de titel The Velvet Underground & Lou Reed in muziekbladwinkel Albersen in de Theresiastraat in het Haagse Bezuidenhout waar ik destijds woonde. Een beknopt boekje dat Reed’s carrière per jaar behandelde en een discografie bevatte tot en met 1982. In de openbare bibliotheek ging ik op zoek naar lp’s die moeilijk verkrijgbaar waren in de winkels. Platen die ik overigens later alsnog via import of platenbeurzen zou bemachtigen. Ik ontdekte dat Lou Reed een gevarieerd, soms wisselvallig, maar juist daardoor fascinerend oeuvre had. Het verveelde niet, omdat hij steeds verraste, ook als het beneden het niveau was. Op ieder album staan wel iets bijzonders. Ik ontdekte ook de vele gedaantewisselingen van Reed: de shabby rocker van The Velvets; de glam-rocker van Transformer; het gevaarlijk ogende kortgeschoren opgemaakte rock’n roll monster van Rock ’n Rock Animal; het geblondeerde speedfreak skelet van Sally Can’t Dance; de casual jazzrocker van Rock and Roll Heart; de pafferige dronken schreeuwlelijk van The Bells tot aan de sobere literaire rockdichtende avarage guy vanaf de jaren 80. De Lou Reed zoals hij eigenlijk altijd wilde zijn, zonder een karikatuur van zijn werk te worden als in de jaren 70.
Lou Reed was alles dat ik niet was. Hij boeide me zo dat ik mijn interesse in tekenen begon te gebruiken om portretten van hem te maken. Die tekeningen heb ik nog steeds. Ik wilde Lou Reed zijn met een stoer zwart leer jasje en Ray Ban aviator zonnebril. Ik wilde als Lou klinken met dat typische New York accent. Mensen die mij Engels horen praten, geven vaak aan dat het heel Amerikaans klinkt en dan met name New Yorks. Dat komt puur doordat ik zoveel interviews van Lou heb beluisterd. Ik wilde over Reed schrijven. Ik begon mee te werken aan de schoolkrant EMOI op het Sint-Maartenscollege waar ik artikeltjes en recensies voor begon te pennen en illustraties maakte. En dat is het punt waar ik mijn eerste stappen zette naar journalistiek. Ik las ieder muziekmagazine dat ik maar kon krijgen. Ik liet me onder andere inspireren door journalisten als Bert van de Kamp van muziekblad OOR en Erik Quint van de Haagsche Courant, maar ook Amerikaanse muziekjournalisten als David Fricke van Rolling Stone en de legendarische Lester Bangs. Hij maakte altijd zulke mooie verhalen en recensies over Reed waarin hij zijn haat-liefde verhouding met Lou op onovertroffen wijze uitbeelde met een woordenschat die zelden werd geëvenaard. Ik wilde mijn schoolgenoten kennis laten maken met Lou Reed en probeerde dat op professionele wijze te doen. Als ik de stukjes nu teruglees, trek ik een brede glimlach. Het barst van de stijlfouten, maar toch zie je de passie voor het schrijven en het onderwerp.
Lou Reed inspireerde me om gitaar te spelen. En zonder op te scheppen, ik werd technisch beter dan de goede man, maar nooit zou ik zijn sound hebben. Stilletjes wenste ik om in Lou Reed’s band te spelen. Ik kocht mijn eerste gitaar in 1986 met een boek erbij waarin noten en akkoorden stonden. Toen ik de noten zag, dacht ik: Dat wordt ‘m niet. Ik sloeg meteen door naar de laatste pagina waarop de basisakkoorden stonden. Die heb ik geleerd en dat was meteen mijn laatste les uit het boek. Eigenlijk net zoals Lou Reed. Die wilde alleen de akkoorden weten van een liedje van Carl Perkins. Dat waren er welgeteld drie. En dat was genoeg voor Reed die alleen maar rock & roll wilde spelen. En net als vele duizenden bandjes op deze aarde was ook ik verknocht aan het briljantste liedje uit de rockgeschiedenis: Sweet Jane. Een song die handelt over hoe mensen in het leven worden geforceerd een compromis te zoeken voor hun idealen, en prioriteiten moeten bijstellen naarmate ze ouder worden. Een nummer dat lijkt te bestaan uit drie basisakkoorden, maar toch een ‘verborgen’ akkoord herbergt. Op zijn live cd Animal Serenade uit 2004 legt Reed uit dat er naast het D, A en G-akkoord nog een B-mineur inzit. “It’s that little hop in the end,” verklaart de New Yorker grappend op het album. Sweet Jane is gewoon heerlijk om te spelen en dat doe ik trouw iedere week, soms iedere dag. De melodie is simpel maar zo doeltreffend en het ritme is stuwend. Lou was van de simpliciteit zonder aan kracht in te boeten. Drie akkoorden, met hier en daar een twist. Tijdens een interview vertelde Reed: “Basically I’m playing the same song over and over again, just the other way around and with different lyrics.” Maar hij kwam er mee weg, hield eraan vast en bouwde er een succesvolle carrière mee op. En dat vind ik dus geniaal! Het doet me denken aan een quote van Bruce Lee. Die zei ooit: “Simplicity is the key to brilliance.”
Die eenvoud van zijn muziek was eigenlijk ook prima. Want op die manier werden zijn teksten niet overschaduwd. Eigenlijk was Reed ook vooral een schrijver en poëet. “I’m Dante with a beat,” verkondigde hij tijdens een interview in 1978. Op de universiteit kreeg hij les van de Amerikaanse Delmore Schwartz. Een dichter en korte verhalenschrijver door wie hij enorm werd beïnvloed. Reed schreef teksten over de zelfkant van onze maatschappij. De donkere uithoeken die voor de gemiddelde burger ontgonnen terrein waren. Onderwerpen die nog niet op zo’n expliciete wijze waren behandeld door generatiegenoten. Hoogstens Bob Dylan, maar diens teksten waren toch surrealistischer ingepakt. Reed was vrij direct. Je zag de beelden direct voor je. Beelden die hij zag op zijn thuisfront dat New York heette, en dat vertaalde in woorden. Heroin uit 1966 van het Velvet Underground debuutalbum is een van Reed’s meest geroemde songs die de effecten van heroïnegebruik ongegeneerd tentoonspreidt:
“Heroin, be the death of me
Heroin, it’s my wife and it’s my life
Because a mainer to my vein
Leads to a center in my head
And then I’m better off than dead”
Dergelijke teksten waren zelfs bij Jagger en Richards nog niet opgekomen, terwijl ook zij koketteerden met aan drugs refererende lyrics. SM-praktijken waren al helemaal niet aan de orde in jaren 60 songs. In Venus in Furs gaf Reed een glimp van wat hij observeerde in het ondergrondse leven van New York:
“Shiny, shiny, shiny boots of leather
Whiplash girlchild in the dark
Comes in bells, your servant, don’t forsake him
Strike, dear mistress and cure his heart”
Maar naast een donkere kant bleek Lou ook een gevoelige zijde te hebben. Zijn oeuvre bevat talloze liedjes die warmte en romantiek laten horen. Pale Blue Eyes van het titelloze derde Velvet Underground album uit 1969 is zonder twijfel een van zijn mooiste songs dat door menigeen is gecovered:
“Thought of you as my mountain top
Thought of you ar my peak
Thought of you as everything
I’ve had but couldn’t keep”
Een van mijn persoonlijke favorieten is nog steeds Coney Island Baby van het gelijknamige album uit 1976. Een heel loom golvend nummer met gevoelige gitaarlijntjes, doo wop-achtige backingvocalen en het coole stemgeluid Reed die vertelt over hoe graag hij football wilde spelen voor de coach. Aan het einde van de song draagt Reed het liedje op aan Lou and Rachel (zijn transsexuele partner in de midden jaren 70) afrondend met : “Man, I swear I’d give the whole thing up for you.” En natuurlijk de klassieker Perfect Day. Maar hoe melancholisch deze klassieker ook klinkt, op tekstueel vlak zijn er door de jaren heen meerdere interpretaties ontstaan: enerzijds kunnen de lyrics verwijzen naar het romantisch samenzijn van Reed met zijn toenmalige eerst vrouw Bettye, anderzijds kan het ook heel goed een metafoor zijn voor Reed’s heroineverslaving:
“Just a perfect day
You made me forget myself
I thought I was
Someone else, someone good”
‘You’ kan hierbij verwijzen naar drugs.
Op Set The Twilight Reeling staan poëtische ode’s aan zijn achtergebleven vrouw Laurie Anderson zoals in het prachtige Trade In:
“I want a trade in, a 14th chance at this life
I’ve met a woman with a thousand faces
And I want to make her my wife”
Donker of romantisch, als Reed zong dan was het intiem en intens. Ook al waren zijn zangcapaciteiten gebrekkig, het bleef een vertrouwd instrument met warmte en rauwheid. Alsof hij direct naast je stond om je zonder blikken of blozen in verhaal- of dichtvorm de waarheid te vertellen.
Ik zag Reed 17 keer in levende lijve. Het eerste concert woonde ik bij in 1989 in Carré tijdens de New York Tour. Ik was aanwezig bij het eerste van drie uitverkochte concerten. Het eerste uur speelde hij bijna het hele album New York en na de pauze trakteerde hij op een set van oudere nummers en hits waaronder een prachtig Sweet Jane en een gedreven Rock and Roll. Een uitstekend optreden dat over het algemeen juichende kritieken ontving. Dat wil niet zeggen dat ieder concert boeiend was. Het over de dood handelende Magic and Loss in 1992 vond ik als album ontzettend mooi, maar op het podium miste voor mij de diepgang. Ook de reünie van The Velvet Underground een jaar later in Ahoy had ik gemengde gevoelens bij: muzikaal was het dik in orde en riep het bij vlagen zelfs de oude Velvets sound op, maar was het helaas Reed’s veranderde lusteloze zangvoordracht die een hoop nummers pijn deden. Dan was zijn optreden in dezelfde zaal drie jaar later een stuk beter. Ontspannen met veel ruimte voor langgerekte uitvoeringen van zijn nummers. The Ecstasy Tour in 2000 zag ik in Eindhoven, Amsterdam en Den Haag. Alle drie weergaloze optredens met ronkende gitaren en ruimte voor improvisaties. Ook zijn show in 2003 in de Antwerpse Koningin Elisabethzaal, waarbij geen drummer aan te pas kwam, behoort tot het betere live werk met aandacht voor souplesse en mooie arrangementen.
Na 2003 bracht Lou afgezien van wat experimentele projecten tot 2011 geen nieuwe rockplaten meer uit. Maar hij wel was ieder jaar onderweg voor foto-exposities, lezingen en concerten waarin hij steeds weer een eigenzinnige selectie van werk liet horen met veel ruimte voor improvisatie. Ik kreeg de indruk dat Lou het steeds meer voor de lol deed. Het had voor mij niet altijd dezelfde impact meer, maar toch was er weer even die spanning en nostalgie. Ik bleef hem trouw. Overigens vond ik zijn Berlin Tour waarmee hij in 2007 en 2008 door Europa reisde heel bijzonder. Het gitzwarte album uit 1973 over het verslaafde stel Jim en Caroline werd destijds massaal neergesabeld om later als de Sgt. Peppers van de jaren 70 te worden ingezegend. Ik bezocht het optreden in Lyon in een uitverkocht amphitheater in het prachtige heuvelgebied Fourvière waar de brard met zijn band, orkest en kinderkoor het album integraal speelde. Drie jaar later zag ik Lou in Brussel met een live uitvoering van zijn beruchte album Metal Machine Music. Een kakofonie van feedback, puur voor de hardcore liefhebbers en geïnteresseerden om toch nog eens de impact van het werk op hedendaagse grunge en noise bandjes te onderstrepen. Hoewel Metal Machine Music een soort van terroristische aanslag is op het gehoorstelsel, roem ik het lef van Reed om een dergelijk werkstuk te maken en daarvoor decennia later de credits te krijgen. Het mooiste van die avond was eigenlijk nog het moment dat ik met een klein groepje andere fans als VIP voor het optreden een foto backstage liet maken van mij en Lou. Afgezien van een paar woorden kwam er van een behoorlijk gesprek helaas niks. Reed leek niet in de mood om een half uur voor aanvang nog even rustig te babbelen met zijn fans. Maar die foto heb ik!
Wel sprak ik Lou kort in 2007. Dat was in Serieuze Zaken Studio in Amsterdam waar hij zijn foto-expositie New York opende. Ik kwam laat aan en mocht niet meer in de rij aansluiten om memorabilia te laten signeren. Ik vroeg daarom aan iemand anders mijn cd’s van Zeitkreitzer’s Metal Machine Music en Hudson River Wind Mediations door Lou te laten tekenen. De goden waren me echter goed gezind, want terwijl ik het tafereel balend van een afstand stond te observeren, bleek Lou geen bezwaar te hebben dat ik zelf naar hem toe kwam. “Where did you get these?” vroeg hij verbaasd (aangezien juist deze albums lastig verkrijgbaar waren). “Well, just here in Holland as a matter of fact,” antwoordde ik. You can buy ‘m at the Fame Music Store in downtown Amsterdam. “Wow, amazing!,” op z’n Andy Warhol’s. Ik vertelde hem dat ik drie maanden daarvoor bij zijn concert in Lyon aanwezig was. “Oooh, that was such a beautiful place with the amphitheatre. We had a great time overthere.” Zijn vrouw en muzikante Laurie Anderson speelde de avond ervoor op dezelfde plek waar ik ook bij was. Demonstratief toonde ik hem het t-shirt van dat optreden met daarop een subtiele afbeelding van Laurie dat hij in eerste instantie niet doorhad, totdat er lampje ging branden: “Oh my god. That’s so nice. Sorry, I sometimes have the IQ of a turtle.” Tijdens het signeren, bleek de witte stift die ik had meegebracht te haperen op de donkere covers. De meester gaf me daarom een dringend advies: “You know, next time bring a blue pen. It works way better, believe me. So what’s your name again?” Metal Machine Music draagt daarna zowel mijn naam als die van Lou. Een cd die ik niet of nauwelijks draai, maar koester om het moment.
Lou Reed. Een naam die klinkt als het Empire State Building of het Pentagon. Een gebouw, een instituut. Bij het horen en lezen van de naam Lou Reed spitsen mijn oren, sperren mijn ogen en stijgt de adrenaline. Iedere keer weer. Ook nu hij er niet meer is. Zijn tijdloze werk leeft voort. Lou Reed staat voor mij synoniem met New York, inspiratie, cynisme, emotie, intensiteit, romantiek, humor, sound, eigenzinnigheid, authenticiteit, icoon en cool. Over Lou Reed kan ik blijven praten. Volgens mij kan ik een boek over hem schrijven. Misschien wordt het ook wel tijd dat ik ruimte vrijmaak om een eigen album te maken in de geest van Lou. Lekker rocken, afgewisseld met een mooie ballad en teksten die er toe doen, die je opschrikken, bijten, laten lachen of huilen.
Lou, you cranky hero. Thank you for the inspiration. Thank you for the adventure. Your significance on today’s music scene is indescribable. You did to rock what Miles did to jazz: breaking the boundaries, screwing the establishment, following your own path, following your heart, letting the emotion flow. You were to cool for school. You inspired whole generations including me. And I dare to say: you changed my life. Music heaven is now guaranteed with that little hop in the end.